Teksten

Ik voel me soms een vreemdeling in het land waarin ik woon Nederland dat land van jou en mij.
Ik voel me soms verloren in het land waarin ik woon.
Is dit mijn vaderland, hoor ik hierbij?

Ik kom er dingen tegen waar ik de oorsprong niet van snap
en vraag me af: heb ik niet opgelet?
Kan iemand mij vertellen
is dat allemaal van ons
Hoe komt dat hier? Wie heeft dat neergezet?

Waar komt die achterdocht vandaan
wie heeft die twijfel meegebracht
Dat domme navelstaren van vandaag?
Waarom zo onverschillig
Wie heeft ons hufterig gemaakt
onzeker, besluiteloos en vaag?

Ik voel me soms een vreemdeling
in het land waarin ik woon
Nederland dat land van jou en mij
Ik merk dat ik veel kwijt ben
in het land waarin ik woon
Het lijkt soms een land van vroeger en voorbij.

Waar zijn toch al die dingen
waar ik zo van hield
We waren dan wel klein maar hádden wat
Hoe kan die vrolijkheid nou weg zijn
en die tintelende hoop
Is er iemand hier geweest die heeft ‘t geját?

Waar is die Nederlandse lef
Waar onze originaliteit
en waar is de verdraagzaamheid van toen
waar dat voor niets en niemand bang
met onze wereldwijde blik?
We moeten het daar nú toch juist mee doen!

Ik wil dat niet: een vreemdeling zijn
in het land waar ik in woon
Ik wil hier ook niet weg of hier vandaan
want hier moet het gebeuren
Hier zijn wij neergezet
Dan moeten wij hier samen verder gaan

En als wij blijven bouwen
aan de toekomst van dit land
met visie en een nieuwe lijn
met ruimte in ons hart
en een uitgestrekte hand
Zal zelfs een vreemdeling
hier geen vreemdeling meer zijn!

Ik heb soms van die akelige dagen
Dat alles me te groot wordt en te veel
En wat ik aangehaald heb
Kan ik slecht verdragen
En alles wat ik nog moet doen
Grijpt me naar de keel.
Ik word al zenuwachtig wakker
Dat wordt alleen maar erger
Door dat driftige gejakker
Met een koffer vol verantwoordelijkheid
Waaraan ik me vertil
En honderdduizend dingen die ik eigenlijk niet wil
En ik moet nog zoveel doen
Ik moet nog zóveel doen
Kan ik nou vandaag niet weer eens even net als toen…

Veilig achterop
Bij vader op de fiets
Vader weet de weg
En ik weet nog van niets
Veilig achterop
Ik ben niet alleen
Vader weet de weg
Vader weet waarheen
Ik weet nog hoe het rook
Ik weet nog hoe het was
Met m’n armen om hem heen
M’n wang tegen z’n jas
Vader weet de weg
Ik weet nog van niets
Veilig achterop
Bij vader op de fiets.

In elke vrouw – in elke man
Zit een verlangen groot of klein
Om in dit leven als het kan
Eén keer gewichtloos vrij te zijn.

Vrij van verdriet en niet meer bang
Niet meer alleen en los van toen
Omarmd door oeverloos geluk
In staat iets kolossaals te doen.

Die ene dag, die ene nacht
Niet meer te vragen van: Waarom?
Maar zeker weten: Dit ben ik
En dit gevoel daar gaat het om.

In elke vrouw – in elke man,
Zit een verlangen diep verstopt
Om in dit leven – als het kan
Eén keer te voelen dat het klopt.

Die ene dag – die ene nacht
Die ene man – die ene vrouw
Waardoor je één keer zeker weet:
Dat deze aarde draait om jou!

Als je dat één keer hebt gevoeld
En je dus weet dat het bestaat,
Dan moet je tot je laatste snik
Onthouden dat het daar om gaat.

Een wonder komt soms onverwacht
Je weet het nooit, misschien vannacht!

Hebben van die rusteloze voeten
Lopen daardoor overal tegenop
Het is ook wel verwarrend wat ze moeten:
een baan, een man, een kind én hogerop.
Rennen van hun werk via crèche naar het café.
En moet het kind dan eerst naar bed
of nemen we het mee?
En als je nog géén kind hebt: kan dat wachten, of moet dat nú
En eten we weer sushis of aardappels met jus?

Meisjes van 30: niet zo gelukkig
Meisjes van 30: er weer tussenin
Te oud voor het zomaar wat vlinderende leven
Te jong om hun toekomst uit handen te geven
Ze hebben succes  en een heleboel plannen
Maar krijgen dáárdoor vaak problemen met mannen
Meisjes van 30: vlak na het begin
Meisjes van 30: er wéér tussen in…

Hebben iets van heimwee in hun ogen
Hebben van dat doorgewaaide haar
Willen best wat delen met de jóngens
Maar willen ook heel graag “met elkaar”
Giechelen – net als vroeger – met een drankje en muziek
Giechelend langs de rekken van een lekkere boetiek
Giechelen om niet te huilen om de wereld en de tijd
Maar een giechelende meid is niet op morgen voorbereid…

Meisjes van 30: niet zo gelukkig
Meisjes van 30: er weer tussen in
Te oud voor: “We zien wel”, “komt allemaal later”
Te jong nog voor wijn, die vermengd is met water
Voor altijd een vrouw; in gedachten soms even
Dat meisje van 13, dat wacht op het leven
Dus meisjes van 30: máák d’r wat van!
want het leuke van 30: Dat álles nog kán!

Hebben van die wapperende voeten
Lopen altijd overal tegenop
Weten helemaal niet wat ze moeten
Kauwen dus de hele dag maar drop
Moeten oude jurken van hun grote zusjes aan
Die hun moeders hen nu juist zo énig vinden staan
Houden niet van zomerkampen moeten daar toch heen
En zijn daar met z’n honderden verschrikkelijk alleen…

Meisjes van dertien – niet zo gelukkig
Meisjes van dertien – er net tussenin
Te groot voor de poppen – te groot voor de merels
Te klein voor de liefde – te klein voor de kerels
Met een glimmende neus
En met knokige knietjes
En in hun dagboek
Staan de kleine verdrietjes

Meisjes van dertien – vlak voor ’t begin
Meisjes van dertien – er net tussenin
Hebben van die dromerige koppies
Hebben van dat dunne steile haar
Willen niet meer samen met de jongens
Willen nou alleen nog met elkaar
Giechelen bij de naam van ’t onbereikbare idool
Giechelen om hun vader en de leraren op school
Giechelen van ongemak en giechelen van spijt
Giechelen zich een weggetje naar een betere tijd…

Meisjes van dertien – niet zo gelukkig
Meisjes van dertien – er net tussenin
Te groot voor de poppen – te groot voor de merels
Te klein voor de liefde – te klein voor de kerels
Nog nergens een vrouw – ja van boven voorzichtig
Maar verder nog nergens – nog te dun en te spichtig
Meisjes van dertien – droom er maar van
Meisjes van dertien – giechel maar an!

Ik ben niet bang
Om dood te gaan
Ik ben alleen maar bang
Voor de manier waarop
Ja goed het is nog niet zover
En als je ‘t niet wilt
Daarover praten
Dat ik liever stop
Dan hou ik er meteen weer over op.

Maar toch, je weet het nooit
Het is natuurlijk onzin
Maar je denkt wel es van ‘als’
En ‘hoe’ en ‘wat’
En het is ook daarom dat…
Nee alles werkt nog goed
En functioneert nog
Zoals het moet maar toch…

Ja kijk, ik ben zo bang
Dat als het zover is
Dat er dan mensen
Gaan beslissen over mij
Mijn lichaam en mijn leven
En mijn dood
Omdat ze vinden dat ikzelf
Dat niet meer kan
En…dat zíj dat dan…

Dus daarom zeg ik het
Je toch maar liever nu
Voor het geval dat
Als ik dan…
Wou ik je vragen of
Jij…als het kan
Ervoor wil zorgen
Dat ik niet in zo’n ziekenhuis
Maar bij ons thuis
En in mijn eigen bed
Op de manier zoals ik wil…

Het laatste restje zelfrespect
Dat je een mens moet laten
Is toch, dat hij zelf mag zeggen
Hoe hij wil dat hij vertrekt.
Jij kent mijn lichaam beter
Dan zo’n dokter of zo’n
Zuster met een thermometer
En hoe het met mij gaat
Hoef jij niet af te lezen
Van zo’n apparaat
Jij hoeft mijn hartslag
Niet te meten
Jij zal na al die jaren
Beter weten
Hoe het daarmee staat…

Jij hebt het kloppen
Van mijn bloed
In jou gevoeld…, ja toch?
Jij kent mijn adem en mijn angsten en mijn zweet
Jij kent toch ieder plekje van mijn huid
En als iemand weet
Wat ik daaronder voel
Ben jij dat toch…?

Dus, als het zover is
Laat mij dan thuis
Dat jij niet op bezóek komt
Maar d’r bént
Gewoon zoals altijd
Mijn eigen bed, mijn eigen huis
Vertrouwd, bekend

Ja, God
Ik zit maar wat te zeuren
En het is nog niet zover
Maar goed
Dan weet je ‘t vast
Voor straks
Mijn laatste wens:
Mijn eigen huis
Mijn eigen bed
En jouw intensive care.

De eeuw is oud de eeuw is moe
En sukkelt naar z’n einde toe
Er komen nieuwe tijden
De toekomst wenkt de toekomst lokt
Maar dat ij soms de adem stokt
Dat is niet te vermijden.

Want ik denk nog vaak aan Japie Groen
Mijn joodse klasgenoot van toen
Die nauwelijks mocht leven
Die mij voor hij werd opgepakt
En in die wagen werd gesmakt
zijn speelgoed heeft gegeven.

En achter ieder joods gezicht
Zie ik het zwarte doodsbericht
Dat nooit meer zal verdwijnen
Vermoord vernederd en verschopt
Een wereldbeeld dat nooit meer klopt
Door de kampen en de treinen.

De eeuw is straks geschiedenis
En het is goed dat dat zo is.
Die wordt netjes opgeborgen
Maar van die hele eeuw van toen
Blijft toch dat beeld van Japie Groen
Die éne van die zes miljoen
En dat neem ik mee naar morgen.

Ik ben zo vaak opnieuw begonnen
Dan dacht ik dat het nooit voorbij zou gaan
Wist ik zeker: Nu heb ik ’t gewonnen
Dit blijft, hier komt geen einde aan.

Maar wij zullen altijd afscheid moeten nemen
Want onontkoombaar loopt de wekker af
Je kan niets of niemand voor ‘t leven claimenv Afscheid van de wieg tot aan het graf.

Maar laten wij het afscheid zo verzachten
Dat daar ingebouwd zit van ‘tot straks misschien’
Dat als wij elkaar terugzien, we gaan lachen
Met de glimlach van: Ik ben blij je weer te zien.

Er loopt een optocht door de tijd
Van de schepping tot de eeuwigheid
En die optocht komt
En dat is gek
Steeds weer op dezelfde plek.

En wij lopen mee met het misverstand
Alleen en soms in groepsverband
Op zoek naar het beloofde land…

Maar soms dan is daar iemand bij
Die denkt: Nee dit is niets voor mij
Die gaat daar uit en stapt opzij
Die maakt zich los en voelt zich vrij

Van alles wat verstikking geeft
Van de grauwe sleur waarin hij leeft
Zodat hij weer toekomst heeft.

Misschien komt hij alleen te staan
Maar overleven is voortaan
Zijn eigenwijze weg te gaan
Zijn optocht door de tijd!
Wist ik zeker: Nu heb ik ’t gewonnen Dit blijft, hier komt geen einde aan.

Maar wij zullen altijd afscheid moeten nemen
Want onontkoombaar loopt de wekker af
Je kan niets of niemand voor ‘t leven claimen
Afscheid van de wieg tot aan het graf.

Maar laten wij het afscheid zo verzachten
Dat daar ingebouwd zit van ‘tot straks misschien’
Dat als wij elkaar terugzien, we gaan lachen
Met de glimlach van: Ik ben blij je weer te zien.

Er loopt een optocht door de tijd
Van de schepping tot de eeuwigheid
En die optocht komt
En dat is gek
Steeds weer op dezelfde plek.

En wij lopen mee met het misverstand
Alleen en soms in groepsverband
Op zoek naar het beloofde land…

Maar soms dan is daar iemand bij
Die denkt: Nee dit is niets voor mij
Die gaat daar uit en stapt opzij
Die maakt zich los en voelt zich vrij

Van alles wat verstikking geeft
Van de grauwe sleur waarin hij leeft
Zodat hij weer toekomst heeft.

Misschien komt hij alleen te staan
Maar overleven is voortaan
Zijn eigenwijze weg te gaan
Zijn optocht door de tijd!
Wist ik zeker: Nu heb ik ’t gewonnen
Dit blijft, hier komt geen einde aan.

Maar wij zullen altijd afscheid moeten nemen
Want onontkoombaar loopt de wekker af
Je kan niets of niemand voor ‘t leven claimen
Afscheid van de wieg tot aan het graf.

Maar laten wij het afscheid zo verzachten
Dat daar ingebouwd zit van ‘tot straks misschien’
Dat als wij elkaar terugzien, we gaan lachen
Met de glimlach van:
Ik ben blij je weer te zien.

Er loopt een optocht door de tijd
Van de schepping tot de eeuwigheid
En die optocht komt
En dat is gek
Steeds weer op dezelfde plek.

En wij lopen mee met het misverstand
Alleen en soms in groepsverband
Op zoek naar het beloofde land…

Maar soms dan is daar iemand bij
Die denkt:
Nee dit is niets voor mij
Die gaat daar uit en stapt opzij
Die maakt zich los en voelt zich vrij

Van alles wat verstikking geeft
Van de grauwe sleur waarin hij leeft
Zodat hij weer toekomst heeft.

Misschien komt hij alleen te staan
Maar overleven is voortaan
Zijn eigenwijze weg te gaan
Zijn optocht door de tijd!
Wist ik zeker:
Nu heb ik ’t gewonnen
Dit blijft, hier komt geen einde aan.

Maar wij zullen altijd afscheid moeten nemen
Want onontkoombaar loopt de wekker af
Je kan niets of niemand voor ‘t leven claimen
Afscheid van de wieg tot aan het graf.

Maar laten wij het afscheid zo verzachten
Dat daar ingebouwd zit van ‘tot straks misschien’
Dat als wij elkaar terugzien, we gaan lachen
Met de glimlach van:
Ik ben blij je weer te zien.

Er loopt een optocht door de tijd
Van de schepping tot de eeuwigheid
En die optocht komt
En dat is gek
Steeds weer op dezelfde plek.

En wij lopen mee met het misverstand
Alleen en soms in groepsverband
Op zoek naar het beloofde land…

Maar soms dan is daar iemand bij
Die denkt:
Nee dit is niets voor mij
Die gaat daar uit en stapt opzij
Die maakt zich los en voelt zich vrij

Van alles wat verstikking geeft
Van de grauwe sleur waarin hij leeft
Zodat hij weer toekomst heeft.

Misschien komt hij alleen te staan
Maar overleven is voortaan
Zijn eigenwijze weg te gaan
Zijn optocht door de tijd!

Ik drink op de mensen
Die bergen verzetten
Die door blijven gaan met hun kop in de wind
Ik drink op de mensen
Die met vallen en opstaan
Blijven geloven
Met het geloof van een kind.

Ik drink op de mensen
Die dingen beginnen
Waar niemand van weet wat de afloop zal zijn
Ik drink op de mensen
Van wagen en winnen
Die niet willen weten van water in wijn.

Ik drink op de mensen
Die blijven vertrouwen
Die van te voren niet vragen
‘Voor hoeveel’ en ‘waarom’
Ik drink op de mensen
Die dóór blijven douwen
Van doe het maar wél
En kijk maar niet om.

Ik drink op de mensen
Die alles verloren
Die weg zijn gezakt
En zijn ondergegaan.
Ik drink op de mensen
Die terug bleven vechten
En daarna herboren
Weer op zijn gestaan.

Ik drink op het béste
Van vandaag en van morgen
Ik drink op het mooíste waar ik van hou
Ik drink op het maximum
Wat er nog in zit
In vandaag en in morgen
In mij en in jou!!

Ze zeggen:
Laat hem los
En laat hem niet meer binnen
Ze zeggen:
Laat hem gaan
Hij moet het overwinnen
Ze zeggen:
Niet erheen
Je kunt hem niets meer geven
Ze zeggen:
Deur op slot
Je hebt ook een eigen leven.

Maar ik heb hem toch gevoerd
Hap voor hapje
Ik heb hem leren lopen
Stap voor stapje
Sinaasappels
Buitenlucht
Boterhammen mee
Wandelen samen hand in hand
Rennen langs de zee
Een tikje op zijn vingers
Een pluimpje op zijn hoed
Een klopje op zijn schouder
Van: jongen jij gaat goed
Een glimlach van vertrouwen
Er wordt van jou gehouen
Die hele lange weg
Die wij samen zijn gegaan

Nemen geven
Leren leven
Eigen benen staan
Mijn hart mijn huis
Mijn beide armen
Stonden altijd open
En een touwtje uit de brievenbus:
Hij kon zo naar binnen lopen.

Maar ze zeggen:
Laat hem los
Niet meer met hem praten
Ze zeggen:
Laat hem gaan
Je moet het overlaten
Dus ik ga daar niet meer heen
Ik maak daar niet meer schoon
Ik heb mijn eigen leven
Maar ook dat van een zoon…

Die ik heb gevoerd
Hap voor hapje
Die ik heb leren lopen
Stap voor stapje
Sinaasappels
Buitenlucht
Boterhammen mee
Wandelen samen hand in hand
Rennen langs de zee.

Hij is weer even hulpeloos
Als dat kereltje van toen
Maar ik laat hem nu alleen
Ik mag nu niets meer doen.

Maar ik laat toch voor de zekerheid
Mocht hij naar huis verlangen
Dat touwtje uit de brievenbus
Voorlopig nog maar hangen.

Er is nog zoveel niet gezegd
Er is nog zoveel doodgezwegen
Door jullie en door mij
In nachten dat wij wakker lagen
Op onvoltooid verloren dagen
Door jullie en door mij
Zoveel nog niet uitgesproken
Zoveel waarheid nog ontdoken
En het heeft zo voor de hand gelegen
Bij jullie en bij mij
Er is nog zoveel niet gezegd
Er is nog zoveel doodgezwegen
Opgekropt en weggestopt
Stilgesust en zoetgekust
Afgeschoven… weggewoven
Door jullie en door mij

Er is nog zoveel niet gezegd
Er is nog zoveel doodgezwegen
Door jullie en door mij
Er is nog zoveel blijven hangen
Stille drift, verdrukt verlangen
Van jullie en van mij
Zoveel grond nog niet ontgonnen
Zoveel plannen niet begonnen
Vragen die geen antwoord kregen
Van jullie noch van mij
Er is nog zoveel niet gezegd
Er is nog zoveel doodgezwegen
Wel gedacht maar niet verteld
Afgewacht en uitgesteld
Doorgeschoven… weggewoven
Door jullie en door mij.

Er hangt een huilbui als een onweer in elk van ons
Maar je houdt je groot
Je houdt je in
En als we dat niet deden
Kwam het met bakken naar beneden
Stond het water ons al heel gauw tot de kin.

Om al de dingen die wij slikken
Waar wij stilletjes in stikken
Maar waar wij van blijven schrikken
Altijd weer…

Om kinderen niet geboren
Voelen nergens bij te horen
Om een jeugd voorgoed verloren
Komt niet meer.

Om de kans die is verkeken
Om het plan dat is blijven steken
Om ‘t verzet dat is bezweken
Onder de tijd.

Om bedrogen uitgekomen
Om vervlogen mooie dromen
Om illusies je ontnomen
Kwijt.

Er hangt een huilbui als een onweer in elk van ons
En stel, dat wij ons één keer lieten gaan
Als de gêne was verdwenen
Kreeg je het oeverloze wenen
Werd het tranen dweilen
Met een open kraan.

Om de drift die wij bedwingen
Het verdriet dat wij verdringen
Om de dingen die niet gingen
Als gedacht.

Die ontglippen en mislukken
Die in scherven en in stukken
Door ons onbegrijpelijk krukken
Dag en nacht.

Om een strijd voor niets gestreden
Een geloof voor niets beleden
Om een onvoltooid verknoeid
Verleden tijd.

Om dat steeds weer net niet halen
Om de Internationale
Van het totale menselijk falen
Wereldwijd.

Er hangt een huilbui als een onweer in elk van ons
Maar je houdt ‘t leuk
Je houdt je groot
Maar als wij het zouden lozen
Ging het hier gigantisch hozen
Dan had je alle dagen watersnood!

Er hangt een huilbui als een onweer in elk van ons
Tranen als het water van de zee
En heel ons lange leven
Zal die boven blijven zweven
Drijft die huilbui als een onweer met ons mee.

© Copyright – Paul van Vliet

De zee heeft me verteld dat zij zo moe is
Zij zei dat zij er zeer beroerd aan toe is
Zij zei: wat is daar toch bij jullie aan de hand?
Wat doen jullie toch tegenwoordig allemaal op dat land?
Zij zei: er komen tegenwoordig steeds meer van die dagen
Dan kan ik alle vuile rotzooi haast niet meer verdragen
Dat zei de zee die me vertelde dat zij moe is
Die zei dat zij er zeer beroerd aan toe is.

Zij zei: ik hoor dat er bij jullie af en toe wel een rapport verschijnt
Dat na de eerst onrust dan weer ergens in een la verdwijnt
Van de een of andere waardeloze functionaris
Die vanwege het toerisme niet wil weten dat het waar is
Dat het waar is dat ik er zeer beroerd aan toe ben
Dat het waar is als ik zeg dat ik zo moe ben.

Vroeger vond ik het fijn wanneer het zomer was geworden
Met al die mensen en die kinderen dat was gezellig hoor maar nú?
Nu heb ik vaak de neiging om te roepen als ze komen:
Blijf maar liever weg niet te dichtbij want dat is slecht voor u
Dat zei de zee die me vertelde dat zij moe is
Die zei dat zij er zeer beroerd aan toe is.

Soms in november en december word ik nog wel es giftig
Maak ik me net als vroeger nog wel weer eens driftig
Dan ram ik op die degelijke nieuwe Delta dijken
En ik hoop dat ik iemand daarachter zal bereiken
Ik hoop dat er een paar mensen daar zullen zijn misschien
Die de reden van mijn radeloze woede willen zien
Maar het houdt niet op het gaat maar door het komt erger telkens terug
En ik denk: dit heeft geen zin en ik trek mij maar weer terug
Dat zei de zee die me vertelde dat zij moe is
Die zei dat zij er zeer beroerd aan toe is.

Toen zweeg de zee en ik stond daar in de zomernacht
Ik zei: kan ik iets voor je doen misschien?
De zee heeft even nagedacht
Toen zei zij: zo overbodig als het was in vroeger dagen
Zo nodig is het nu om water naar de zee te dragen.

Dat zei de zee die me vertelde dat zij moe is
Die zei dat zij er zeer beroerd aan toe is
En als de zee zegt dat zij moe is
Wil dat zeggen dat het land er zeer beroerd aan toe is.

Er was eens een droom
En die droom leek vervlogen
En hij scharrelde eenzaam en oud door de stad
Door de vrienden van vroeger
Verloochend, bedrogen
Een karikatuur, die zijn tijd had gehad

En die stok oude droom
Ging langs deuren van huizen
Waar ooit hij ’t stralende middelpunt was
Geliefd en aanbeden
Een held in ’t verleden
Met een kroon op z’n hoofd
En met vleugels van glas

Hij nam ons mee langs wegen van liefde
Tot hoog in de bergen naar toppen van kracht
En het uitzicht daarboven
Was niet te geloven
Zo mooi en zo ver en nog nooit zo gedácht

Maar die stok oude droom
Zwerft nu door de straten
Verhongerd, vermagerd
Verarmd en half blind
En niemand heeft tijd om wat met hem te praten
Alleen af en toe
Nog een gek of een kind.

Dus als je ‘m tegenkomt
Eén dezer dagen
Haal ‘m in huis – probeer het een keer
Geef ‘m een stoel
En dan moet je ‘m vragen:
“Hee, ouwe droom,
Hoe zat dat ook weer…”

Dat je ons meenam
Langs wegen van liefde
Tot hoog in de bergen naar toppen van kracht
De wereld hervormen
De hemel bestormen
Met nieuwe ideeën nog niet eerder bedacht?

Want die stok oude droom
Heeft nog heel veel te geven
Hij heeft ’t geheim en dat zijn wij soms kwijt
Maar hij zal ons allemaal ooit overleven
Hij is zo oud als de wereld
En zo jong als de tijd!

Maar je moet ‘m beschermen
Je moet ‘m verzorgen
Je moet ‘m koesteren onder de zon
Je moet ‘m vertrouwen
En vandaag al of morgen
Dan wéét je het weer, waar het ooit om begón

Dan neemt hij je weer mee
Langs wegen van liefde
Tot hoog in de bergen
Naar de toppen van kracht
En dáár zal dan blijken
Dat je vérder kunt kijken
En hóger kunt reiken
Dan je óóit had gedacht!

De Lange Weg
De lange weg
Die leven heet
De lange weg
Waarvan je weet:
Je kunt geen meter
overslaan
Je moet hem
Tot het einde gaan
De Lange weg
De lange weg
(je) begint eraan
Met kleine stapjes
zonder plan
en dan omhoog
Van kind tot man
totdat je niet
meer hoger kan.
De lange weg
De lange weg
van Olvarit
naar knekelhuis
en kunstgebit
De lange weg
van mazelen
tot ’t tandeloze
bazelen
De lange weg van
ups en douws
met dwazen
en met circusclowns
De lange weg
Van plus en van min
De lange weg
Van Yang en Yin
De lange weg
De lange weg
Is in jouw tijd
Een fractie
Van de eeuwigheid
en alle pogingen
ten spijt
uiteindelijk
al ijdelheid
De lange weg
De lange weg
van jou en mij
van uit elkaar
naar heel dichtbij
de schaamte en
de schuld voorbij
De lange weg
van ik naar wij
De lange weg
De lange weg
van zoeken naar
van langzaam
wennen aan elkaar
De lange weg
van stille strijd
voor vrijheid
in gebondenheid
De lange weg
naar samen zijn
met liters water
Bij de wijn
De lange weg
naar eindelijk tijd
voor stilte
en voor tederheid
De lange weg
De lange weg op zoek naar God
Naar geld – geluk – naar macht – genot
En ver voorbij de laatste stad
Op zoek naar de verborgen schat
De lange weg
De lange weg die leven heet
De lange weg waarvan je weet
Hij loopt ooit onherroepelijk dood
Maar je doet je best, je houdt je groot
De lange weg
En het laatste stuk
Loopt iedereen
Op de lange weg alleen
En je hoopt dat iemand daar zal staan
Die zegt `Je hebt ´t goed gedaan
Je bent ´m niet voor niets gegaan
Jouw lange weg………´

Boven op de boulevard
Zitten hand in hand
Twee oude mensen bij elkaar
Kijken naar het strand
In de schaduw van het leven
In de kantlijn van de tijd
In gedachten
Zitten wachten
Op de eeuwigheid.

En beneden ligt de kluwen
In een strijd op leven en dood
Zijn eigen ego op te duwen
Vechtend voor het bruinste bloot.

Aandacht trekken nek verrekken
In het nieuwe jachtseizoen
Je bewijzen overseizen
Want je moet er veel voor doen.

Om te scoren: borst naar voren
Adams grote egotrip
Modepose trucendozen
Langzaam kijken snelle wip.

Roodgeschroeide wentelteven
Glimmen zwetend in de zon
Met protectiefactor zeven
Son O Tal en Sal O Ton.

De relnicht en de winterschilder
De warme bakker van de hoek
De playboy en de bodybuilder
Onrust in de bandplooibroek.

En boven op de boulevard
Bij een kopje thee
Twee oude mensen bij elkaar
Denken alle twee:
Het is niet leuk om te vergrijzen
Maar dat zo hevig in de weer
Zo nodig moeten, je bewijzen
Hoeft goddank niet meer.

Waar de blanke top der duinen
Schittert in de zonnegloed
En de Noordzee vriend’lijk bruischend
Hollands smalle kust begroet:

Kleine tanga grote borsten
Moeder zoek en kind vermist
Frikadellen vette worsten
Hond die op een handdoek pist.

Oosterbuur in Unterhosen
Dáár is nog een meter vrij
Ligt met z’n vriendin te vozen:
Varkenskop met coupe soleil.

Surfer slaat op pier te pletter
Kleuterklas heeft hoge nood
Geef m’n schep terug vuile etter
Broertje drukt z’n zusje dood.

Zanger breekt met 8 ampère
Zingend uit z’n onderlijf
Schel door de geluidsbarrière
Met z’n nieuwe troetelschijf.

Lekgeslagen opblaasboten
Achterhoofd met bloedend gat
Weer een middag naar de kloten
Je bent jong dus wil je wat!

En boven op de boulevard
Zitten hand in hand
Twee oude mensen bij elkaar
Kijken naar het strand
In de schaduw van het leven
In de kantlijn van de tijd
Veel verloren
Maar gebleven
Is de tederheid

Teksten

Ik voel me soms een vreemdeling in het land waarin ik woon Nederland dat land van jou en mij.
Ik voel me soms verloren in het land waarin ik woon.
Is dit mijn vaderland, hoor ik hierbij?

Ik kom er dingen tegen waar ik de oorsprong niet van snap
en vraag me af: heb ik niet opgelet?
Kan iemand mij vertellen
is dat allemaal van ons
Hoe komt dat hier? Wie heeft dat neergezet?

Waar komt die achterdocht vandaan
wie heeft die twijfel meegebracht
Dat domme navelstaren van vandaag?
Waarom zo onverschillig
Wie heeft ons hufterig gemaakt
onzeker, besluiteloos en vaag?

Ik voel me soms een vreemdeling
in het land waarin ik woon
Nederland dat land van jou en mij
Ik merk dat ik veel kwijt ben
in het land waarin ik woon
Het lijkt soms een land van vroeger en voorbij.

Waar zijn toch al die dingen
waar ik zo van hield
We waren dan wel klein maar hádden wat
Hoe kan die vrolijkheid nou weg zijn
en die tintelende hoop
Is er iemand hier geweest die heeft ‘t geját?

Waar is die Nederlandse lef
Waar onze originaliteit
en waar is de verdraagzaamheid van toen
waar dat voor niets en niemand bang
met onze wereldwijde blik?
We moeten het daar nú toch juist mee doen!

Ik wil dat niet: een vreemdeling zijn
in het land waar ik in woon
Ik wil hier ook niet weg of hier vandaan
want hier moet het gebeuren
Hier zijn wij neergezet
Dan moeten wij hier samen verder gaan

En als wij blijven bouwen
aan de toekomst van dit land
met visie en een nieuwe lijn
met ruimte in ons hart
en een uitgestrekte hand
Zal zelfs een vreemdeling
hier geen vreemdeling meer zijn!

Ik heb soms van die akelige dagen
Dat alles me te groot wordt en te veel
En wat ik aangehaald heb
Kan ik slecht verdragen
En alles wat ik nog moet doen
Grijpt me naar de keel.
Ik word al zenuwachtig wakker
Dat wordt alleen maar erger
Door dat driftige gejakker
Met een koffer vol verantwoordelijkheid
Waaraan ik me vertil
En honderdduizend dingen die ik eigenlijk niet wil
En ik moet nog zoveel doen
Ik moet nog zóveel doen
Kan ik nou vandaag niet weer eens even net als toen…

Veilig achterop
Bij vader op de fiets
Vader weet de weg
En ik weet nog van niets
Veilig achterop
Ik ben niet alleen
Vader weet de weg
Vader weet waarheen
Ik weet nog hoe het rook
Ik weet nog hoe het was
Met m’n armen om hem heen
M’n wang tegen z’n jas
Vader weet de weg
Ik weet nog van niets
Veilig achterop
Bij vader op de fiets.

In elke vrouw – in elke man
Zit een verlangen groot of klein
Om in dit leven als het kan
Eén keer gewichtloos vrij te zijn.

Vrij van verdriet en niet meer bang
Niet meer alleen en los van toen
Omarmd door oeverloos geluk
In staat iets kolossaals te doen.

Die ene dag, die ene nacht
Niet meer te vragen van: Waarom?
Maar zeker weten: Dit ben ik
En dit gevoel daar gaat het om.

In elke vrouw – in elke man,
Zit een verlangen diep verstopt
Om in dit leven – als het kan
Eén keer te voelen dat het klopt.

Die ene dag – die ene nacht
Die ene man – die ene vrouw
Waardoor je één keer zeker weet:
Dat deze aarde draait om jou!

Als je dat één keer hebt gevoeld
En je dus weet dat het bestaat,
Dan moet je tot je laatste snik
Onthouden dat het daar om gaat.

Een wonder komt soms onverwacht
Je weet het nooit, misschien vannacht!

Hebben van die rusteloze voeten
Lopen daardoor overal tegenop
Het is ook wel verwarrend wat ze moeten:
een baan, een man, een kind én hogerop.
Rennen van hun werk via crèche naar het café.
En moet het kind dan eerst naar bed
of nemen we het mee?
En als je nog géén kind hebt: kan dat wachten, of moet dat nú
En eten we weer sushis of aardappels met jus?

Meisjes van 30: niet zo gelukkig
Meisjes van 30: er weer tussenin
Te oud voor het zomaar wat vlinderende leven
Te jong om hun toekomst uit handen te geven
Ze hebben succes  en een heleboel plannen
Maar krijgen dáárdoor vaak problemen met mannen
Meisjes van 30: vlak na het begin
Meisjes van 30: er wéér tussen in…

Hebben iets van heimwee in hun ogen
Hebben van dat doorgewaaide haar
Willen best wat delen met de jóngens
Maar willen ook heel graag “met elkaar”
Giechelen – net als vroeger – met een drankje en muziek
Giechelend langs de rekken van een lekkere boetiek
Giechelen om niet te huilen om de wereld en de tijd
Maar een giechelende meid is niet op morgen voorbereid…

Meisjes van 30: niet zo gelukkig
Meisjes van 30: er weer tussen in
Te oud voor: “We zien wel”, “komt allemaal later”
Te jong nog voor wijn, die vermengd is met water
Voor altijd een vrouw; in gedachten soms even
Dat meisje van 13, dat wacht op het leven
Dus meisjes van 30: máák d’r wat van!
want het leuke van 30: Dat álles nog kán!

Hebben van die wapperende voeten
Lopen altijd overal tegenop
Weten helemaal niet wat ze moeten
Kauwen dus de hele dag maar drop
Moeten oude jurken van hun grote zusjes aan
Die hun moeders hen nu juist zo énig vinden staan
Houden niet van zomerkampen moeten daar toch heen
En zijn daar met z’n honderden verschrikkelijk alleen…

Meisjes van dertien – niet zo gelukkig
Meisjes van dertien – er net tussenin
Te groot voor de poppen – te groot voor de merels
Te klein voor de liefde – te klein voor de kerels
Met een glimmende neus
En met knokige knietjes
En in hun dagboek
Staan de kleine verdrietjes

Meisjes van dertien – vlak voor ’t begin
Meisjes van dertien – er net tussenin
Hebben van die dromerige koppies
Hebben van dat dunne steile haar
Willen niet meer samen met de jongens
Willen nou alleen nog met elkaar
Giechelen bij de naam van ’t onbereikbare idool
Giechelen om hun vader en de leraren op school
Giechelen van ongemak en giechelen van spijt
Giechelen zich een weggetje naar een betere tijd…

Meisjes van dertien – niet zo gelukkig
Meisjes van dertien – er net tussenin
Te groot voor de poppen – te groot voor de merels
Te klein voor de liefde – te klein voor de kerels
Nog nergens een vrouw – ja van boven voorzichtig
Maar verder nog nergens – nog te dun en te spichtig
Meisjes van dertien – droom er maar van
Meisjes van dertien – giechel maar an!

Ik ben niet bang
Om dood te gaan
Ik ben alleen maar bang
Voor de manier waarop
Ja goed het is nog niet zover
En als je ‘t niet wilt
Daarover praten
Dat ik liever stop
Dan hou ik er meteen weer over op.

Maar toch, je weet het nooit
Het is natuurlijk onzin
Maar je denkt wel es van ‘als’
En ‘hoe’ en ‘wat’
En het is ook daarom dat…
Nee alles werkt nog goed
En functioneert nog
Zoals het moet maar toch…

Ja kijk, ik ben zo bang
Dat als het zover is
Dat er dan mensen
Gaan beslissen over mij
Mijn lichaam en mijn leven
En mijn dood
Omdat ze vinden dat ikzelf
Dat niet meer kan
En…dat zíj dat dan…

Dus daarom zeg ik het
Je toch maar liever nu
Voor het geval dat
Als ik dan…
Wou ik je vragen of
Jij…als het kan
Ervoor wil zorgen
Dat ik niet in zo’n ziekenhuis
Maar bij ons thuis
En in mijn eigen bed
Op de manier zoals ik wil…

Het laatste restje zelfrespect
Dat je een mens moet laten
Is toch, dat hij zelf mag zeggen
Hoe hij wil dat hij vertrekt.
Jij kent mijn lichaam beter
Dan zo’n dokter of zo’n
Zuster met een thermometer
En hoe het met mij gaat
Hoef jij niet af te lezen
Van zo’n apparaat
Jij hoeft mijn hartslag
Niet te meten
Jij zal na al die jaren
Beter weten
Hoe het daarmee staat…

Jij hebt het kloppen
Van mijn bloed
In jou gevoeld…, ja toch?
Jij kent mijn adem en mijn angsten en mijn zweet
Jij kent toch ieder plekje van mijn huid
En als iemand weet
Wat ik daaronder voel
Ben jij dat toch…?

Dus, als het zover is
Laat mij dan thuis
Dat jij niet op bezóek komt
Maar d’r bént
Gewoon zoals altijd
Mijn eigen bed, mijn eigen huis
Vertrouwd, bekend

Ja, God
Ik zit maar wat te zeuren
En het is nog niet zover
Maar goed
Dan weet je ‘t vast
Voor straks
Mijn laatste wens:
Mijn eigen huis
Mijn eigen bed
En jouw intensive care.

De eeuw is oud de eeuw is moe
En sukkelt naar z’n einde toe
Er komen nieuwe tijden
De toekomst wenkt de toekomst lokt
Maar dat ij soms de adem stokt
Dat is niet te vermijden.

Want ik denk nog vaak aan Japie Groen
Mijn joodse klasgenoot van toen
Die nauwelijks mocht leven
Die mij voor hij werd opgepakt
En in die wagen werd gesmakt
zijn speelgoed heeft gegeven.

En achter ieder joods gezicht
Zie ik het zwarte doodsbericht
Dat nooit meer zal verdwijnen
Vermoord vernederd en verschopt
Een wereldbeeld dat nooit meer klopt
Door de kampen en de treinen.

De eeuw is straks geschiedenis
En het is goed dat dat zo is.
Die wordt netjes opgeborgen
Maar van die hele eeuw van toen
Blijft toch dat beeld van Japie Groen
Die éne van die zes miljoen
En dat neem ik mee naar morgen.

Ik ben zo vaak opnieuw begonnen
Dan dacht ik dat het nooit voorbij zou gaan
Wist ik zeker: Nu heb ik ’t gewonnen
Dit blijft, hier komt geen einde aan.

Maar wij zullen altijd afscheid moeten nemen
Want onontkoombaar loopt de wekker af
Je kan niets of niemand voor ‘t leven claimenv Afscheid van de wieg tot aan het graf.

Maar laten wij het afscheid zo verzachten
Dat daar ingebouwd zit van ‘tot straks misschien’
Dat als wij elkaar terugzien, we gaan lachen
Met de glimlach van: Ik ben blij je weer te zien.

Er loopt een optocht door de tijd
Van de schepping tot de eeuwigheid
En die optocht komt
En dat is gek
Steeds weer op dezelfde plek.

En wij lopen mee met het misverstand
Alleen en soms in groepsverband
Op zoek naar het beloofde land…

Maar soms dan is daar iemand bij
Die denkt: Nee dit is niets voor mij
Die gaat daar uit en stapt opzij
Die maakt zich los en voelt zich vrij

Van alles wat verstikking geeft
Van de grauwe sleur waarin hij leeft
Zodat hij weer toekomst heeft.

Misschien komt hij alleen te staan
Maar overleven is voortaan
Zijn eigenwijze weg te gaan
Zijn optocht door de tijd!
Wist ik zeker: Nu heb ik ’t gewonnen Dit blijft, hier komt geen einde aan.

Maar wij zullen altijd afscheid moeten nemen
Want onontkoombaar loopt de wekker af
Je kan niets of niemand voor ‘t leven claimen
Afscheid van de wieg tot aan het graf.

Maar laten wij het afscheid zo verzachten
Dat daar ingebouwd zit van ‘tot straks misschien’
Dat als wij elkaar terugzien, we gaan lachen
Met de glimlach van: Ik ben blij je weer te zien.

Er loopt een optocht door de tijd
Van de schepping tot de eeuwigheid
En die optocht komt
En dat is gek
Steeds weer op dezelfde plek.

En wij lopen mee met het misverstand
Alleen en soms in groepsverband
Op zoek naar het beloofde land…

Maar soms dan is daar iemand bij
Die denkt: Nee dit is niets voor mij
Die gaat daar uit en stapt opzij
Die maakt zich los en voelt zich vrij

Van alles wat verstikking geeft
Van de grauwe sleur waarin hij leeft
Zodat hij weer toekomst heeft.

Misschien komt hij alleen te staan
Maar overleven is voortaan
Zijn eigenwijze weg te gaan
Zijn optocht door de tijd!
Wist ik zeker: Nu heb ik ’t gewonnen
Dit blijft, hier komt geen einde aan.

Maar wij zullen altijd afscheid moeten nemen
Want onontkoombaar loopt de wekker af
Je kan niets of niemand voor ‘t leven claimen
Afscheid van de wieg tot aan het graf.

Maar laten wij het afscheid zo verzachten
Dat daar ingebouwd zit van ‘tot straks misschien’
Dat als wij elkaar terugzien, we gaan lachen
Met de glimlach van:
Ik ben blij je weer te zien.

Er loopt een optocht door de tijd
Van de schepping tot de eeuwigheid
En die optocht komt
En dat is gek
Steeds weer op dezelfde plek.

En wij lopen mee met het misverstand
Alleen en soms in groepsverband
Op zoek naar het beloofde land…

Maar soms dan is daar iemand bij
Die denkt:
Nee dit is niets voor mij
Die gaat daar uit en stapt opzij
Die maakt zich los en voelt zich vrij

Van alles wat verstikking geeft
Van de grauwe sleur waarin hij leeft
Zodat hij weer toekomst heeft.

Misschien komt hij alleen te staan
Maar overleven is voortaan
Zijn eigenwijze weg te gaan
Zijn optocht door de tijd!
Wist ik zeker:
Nu heb ik ’t gewonnen
Dit blijft, hier komt geen einde aan.

Maar wij zullen altijd afscheid moeten nemen
Want onontkoombaar loopt de wekker af
Je kan niets of niemand voor ‘t leven claimen
Afscheid van de wieg tot aan het graf.

Maar laten wij het afscheid zo verzachten
Dat daar ingebouwd zit van ‘tot straks misschien’
Dat als wij elkaar terugzien, we gaan lachen
Met de glimlach van:
Ik ben blij je weer te zien.

Er loopt een optocht door de tijd
Van de schepping tot de eeuwigheid
En die optocht komt
En dat is gek
Steeds weer op dezelfde plek.

En wij lopen mee met het misverstand
Alleen en soms in groepsverband
Op zoek naar het beloofde land…

Maar soms dan is daar iemand bij
Die denkt:
Nee dit is niets voor mij
Die gaat daar uit en stapt opzij
Die maakt zich los en voelt zich vrij

Van alles wat verstikking geeft
Van de grauwe sleur waarin hij leeft
Zodat hij weer toekomst heeft.

Misschien komt hij alleen te staan
Maar overleven is voortaan
Zijn eigenwijze weg te gaan
Zijn optocht door de tijd!

Ik drink op de mensen
Die bergen verzetten
Die door blijven gaan met hun kop in de wind
Ik drink op de mensen
Die met vallen en opstaan
Blijven geloven
Met het geloof van een kind.

Ik drink op de mensen
Die dingen beginnen
Waar niemand van weet wat de afloop zal zijn
Ik drink op de mensen
Van wagen en winnen
Die niet willen weten van water in wijn.

Ik drink op de mensen
Die blijven vertrouwen
Die van te voren niet vragen
‘Voor hoeveel’ en ‘waarom’
Ik drink op de mensen
Die dóór blijven douwen
Van doe het maar wél
En kijk maar niet om.

Ik drink op de mensen
Die alles verloren
Die weg zijn gezakt
En zijn ondergegaan.
Ik drink op de mensen
Die terug bleven vechten
En daarna herboren
Weer op zijn gestaan.

Ik drink op het béste
Van vandaag en van morgen
Ik drink op het mooíste waar ik van hou
Ik drink op het maximum
Wat er nog in zit
In vandaag en in morgen
In mij en in jou!!

Ze zeggen:
Laat hem los
En laat hem niet meer binnen
Ze zeggen:
Laat hem gaan
Hij moet het overwinnen
Ze zeggen:
Niet erheen
Je kunt hem niets meer geven
Ze zeggen:
Deur op slot
Je hebt ook een eigen leven.

Maar ik heb hem toch gevoerd
Hap voor hapje
Ik heb hem leren lopen
Stap voor stapje
Sinaasappels
Buitenlucht
Boterhammen mee
Wandelen samen hand in hand
Rennen langs de zee
Een tikje op zijn vingers
Een pluimpje op zijn hoed
Een klopje op zijn schouder
Van: jongen jij gaat goed
Een glimlach van vertrouwen
Er wordt van jou gehouen
Die hele lange weg
Die wij samen zijn gegaan

Nemen geven
Leren leven
Eigen benen staan
Mijn hart mijn huis
Mijn beide armen
Stonden altijd open
En een touwtje uit de brievenbus:
Hij kon zo naar binnen lopen.

Maar ze zeggen:
Laat hem los
Niet meer met hem praten
Ze zeggen:
Laat hem gaan
Je moet het overlaten
Dus ik ga daar niet meer heen
Ik maak daar niet meer schoon
Ik heb mijn eigen leven
Maar ook dat van een zoon…

Die ik heb gevoerd
Hap voor hapje
Die ik heb leren lopen
Stap voor stapje
Sinaasappels
Buitenlucht
Boterhammen mee
Wandelen samen hand in hand
Rennen langs de zee.

Hij is weer even hulpeloos
Als dat kereltje van toen
Maar ik laat hem nu alleen
Ik mag nu niets meer doen.

Maar ik laat toch voor de zekerheid
Mocht hij naar huis verlangen
Dat touwtje uit de brievenbus
Voorlopig nog maar hangen.

Er is nog zoveel niet gezegd
Er is nog zoveel doodgezwegen
Door jullie en door mij
In nachten dat wij wakker lagen
Op onvoltooid verloren dagen
Door jullie en door mij
Zoveel nog niet uitgesproken
Zoveel waarheid nog ontdoken
En het heeft zo voor de hand gelegen
Bij jullie en bij mij
Er is nog zoveel niet gezegd
Er is nog zoveel doodgezwegen
Opgekropt en weggestopt
Stilgesust en zoetgekust
Afgeschoven… weggewoven
Door jullie en door mij

Er is nog zoveel niet gezegd
Er is nog zoveel doodgezwegen
Door jullie en door mij
Er is nog zoveel blijven hangen
Stille drift, verdrukt verlangen
Van jullie en van mij
Zoveel grond nog niet ontgonnen
Zoveel plannen niet begonnen
Vragen die geen antwoord kregen
Van jullie noch van mij
Er is nog zoveel niet gezegd
Er is nog zoveel doodgezwegen
Wel gedacht maar niet verteld
Afgewacht en uitgesteld
Doorgeschoven… weggewoven
Door jullie en door mij.

Er hangt een huilbui als een onweer in elk van ons
Maar je houdt je groot
Je houdt je in
En als we dat niet deden
Kwam het met bakken naar beneden
Stond het water ons al heel gauw tot de kin.

Om al de dingen die wij slikken
Waar wij stilletjes in stikken
Maar waar wij van blijven schrikken
Altijd weer…

Om kinderen niet geboren
Voelen nergens bij te horen
Om een jeugd voorgoed verloren
Komt niet meer.

Om de kans die is verkeken
Om het plan dat is blijven steken
Om ‘t verzet dat is bezweken
Onder de tijd.

Om bedrogen uitgekomen
Om vervlogen mooie dromen
Om illusies je ontnomen
Kwijt.

Er hangt een huilbui als een onweer in elk van ons
En stel, dat wij ons één keer lieten gaan
Als de gêne was verdwenen
Kreeg je het oeverloze wenen
Werd het tranen dweilen
Met een open kraan.

Om de drift die wij bedwingen
Het verdriet dat wij verdringen
Om de dingen die niet gingen
Als gedacht.

Die ontglippen en mislukken
Die in scherven en in stukken
Door ons onbegrijpelijk krukken
Dag en nacht.

Om een strijd voor niets gestreden
Een geloof voor niets beleden
Om een onvoltooid verknoeid
Verleden tijd.

Om dat steeds weer net niet halen
Om de Internationale
Van het totale menselijk falen
Wereldwijd.

Er hangt een huilbui als een onweer in elk van ons
Maar je houdt ‘t leuk
Je houdt je groot
Maar als wij het zouden lozen
Ging het hier gigantisch hozen
Dan had je alle dagen watersnood!

Er hangt een huilbui als een onweer in elk van ons
Tranen als het water van de zee
En heel ons lange leven
Zal die boven blijven zweven
Drijft die huilbui als een onweer met ons mee.

© Copyright – Paul van Vliet

De zee heeft me verteld dat zij zo moe is
Zij zei dat zij er zeer beroerd aan toe is
Zij zei: wat is daar toch bij jullie aan de hand?
Wat doen jullie toch tegenwoordig allemaal op dat land?
Zij zei: er komen tegenwoordig steeds meer van die dagen
Dan kan ik alle vuile rotzooi haast niet meer verdragen
Dat zei de zee die me vertelde dat zij moe is
Die zei dat zij er zeer beroerd aan toe is.

Zij zei: ik hoor dat er bij jullie af en toe wel een rapport verschijnt
Dat na de eerst onrust dan weer ergens in een la verdwijnt
Van de een of andere waardeloze functionaris
Die vanwege het toerisme niet wil weten dat het waar is
Dat het waar is dat ik er zeer beroerd aan toe ben
Dat het waar is als ik zeg dat ik zo moe ben.

Vroeger vond ik het fijn wanneer het zomer was geworden
Met al die mensen en die kinderen dat was gezellig hoor maar nú?
Nu heb ik vaak de neiging om te roepen als ze komen:
Blijf maar liever weg niet te dichtbij want dat is slecht voor u
Dat zei de zee die me vertelde dat zij moe is
Die zei dat zij er zeer beroerd aan toe is.

Soms in november en december word ik nog wel es giftig
Maak ik me net als vroeger nog wel weer eens driftig
Dan ram ik op die degelijke nieuwe Delta dijken
En ik hoop dat ik iemand daarachter zal bereiken
Ik hoop dat er een paar mensen daar zullen zijn misschien
Die de reden van mijn radeloze woede willen zien
Maar het houdt niet op het gaat maar door het komt erger telkens terug
En ik denk: dit heeft geen zin en ik trek mij maar weer terug
Dat zei de zee die me vertelde dat zij moe is
Die zei dat zij er zeer beroerd aan toe is.

Toen zweeg de zee en ik stond daar in de zomernacht
Ik zei: kan ik iets voor je doen misschien?
De zee heeft even nagedacht
Toen zei zij: zo overbodig als het was in vroeger dagen
Zo nodig is het nu om water naar de zee te dragen.

Dat zei de zee die me vertelde dat zij moe is
Die zei dat zij er zeer beroerd aan toe is
En als de zee zegt dat zij moe is
Wil dat zeggen dat het land er zeer beroerd aan toe is.

Er was eens een droom
En die droom leek vervlogen
En hij scharrelde eenzaam en oud door de stad
Door de vrienden van vroeger
Verloochend, bedrogen
Een karikatuur, die zijn tijd had gehad

En die stok oude droom
Ging langs deuren van huizen
Waar ooit hij ’t stralende middelpunt was
Geliefd en aanbeden
Een held in ’t verleden
Met een kroon op z’n hoofd
En met vleugels van glas

Hij nam ons mee langs wegen van liefde
Tot hoog in de bergen naar toppen van kracht
En het uitzicht daarboven
Was niet te geloven
Zo mooi en zo ver en nog nooit zo gedácht

Maar die stok oude droom
Zwerft nu door de straten
Verhongerd, vermagerd
Verarmd en half blind
En niemand heeft tijd om wat met hem te praten
Alleen af en toe
Nog een gek of een kind.

Dus als je ‘m tegenkomt
Eén dezer dagen
Haal ‘m in huis – probeer het een keer
Geef ‘m een stoel
En dan moet je ‘m vragen:
“Hee, ouwe droom,
Hoe zat dat ook weer…”

Dat je ons meenam
Langs wegen van liefde
Tot hoog in de bergen naar toppen van kracht
De wereld hervormen
De hemel bestormen
Met nieuwe ideeën nog niet eerder bedacht?

Want die stok oude droom
Heeft nog heel veel te geven
Hij heeft ’t geheim en dat zijn wij soms kwijt
Maar hij zal ons allemaal ooit overleven
Hij is zo oud als de wereld
En zo jong als de tijd!

Maar je moet ‘m beschermen
Je moet ‘m verzorgen
Je moet ‘m koesteren onder de zon
Je moet ‘m vertrouwen
En vandaag al of morgen
Dan wéét je het weer, waar het ooit om begón

Dan neemt hij je weer mee
Langs wegen van liefde
Tot hoog in de bergen
Naar de toppen van kracht
En dáár zal dan blijken
Dat je vérder kunt kijken
En hóger kunt reiken
Dan je óóit had gedacht!

De Lange Weg
De lange weg
Die leven heet
De lange weg
Waarvan je weet:
Je kunt geen meter
overslaan
Je moet hem
Tot het einde gaan
De Lange weg
De lange weg
(je) begint eraan
Met kleine stapjes
zonder plan
en dan omhoog
Van kind tot man
totdat je niet
meer hoger kan.
De lange weg
De lange weg
van Olvarit
naar knekelhuis
en kunstgebit
De lange weg
van mazelen
tot ’t tandeloze
bazelen
De lange weg van
ups en douws
met dwazen
en met circusclowns
De lange weg
Van plus en van min
De lange weg
Van Yang en Yin
De lange weg
De lange weg
Is in jouw tijd
Een fractie
Van de eeuwigheid
en alle pogingen
ten spijt
uiteindelijk
al ijdelheid
De lange weg
De lange weg
van jou en mij
van uit elkaar
naar heel dichtbij
de schaamte en
de schuld voorbij
De lange weg
van ik naar wij
De lange weg
De lange weg
van zoeken naar
van langzaam
wennen aan elkaar
De lange weg
van stille strijd
voor vrijheid
in gebondenheid
De lange weg
naar samen zijn
met liters water
Bij de wijn
De lange weg
naar eindelijk tijd
voor stilte
en voor tederheid
De lange weg
De lange weg op zoek naar God
Naar geld – geluk – naar macht – genot
En ver voorbij de laatste stad
Op zoek naar de verborgen schat
De lange weg
De lange weg die leven heet
De lange weg waarvan je weet
Hij loopt ooit onherroepelijk dood
Maar je doet je best, je houdt je groot
De lange weg
En het laatste stuk
Loopt iedereen
Op de lange weg alleen
En je hoopt dat iemand daar zal staan
Die zegt `Je hebt ´t goed gedaan
Je bent ´m niet voor niets gegaan
Jouw lange weg………´

Boven op de boulevard
Zitten hand in hand
Twee oude mensen bij elkaar
Kijken naar het strand
In de schaduw van het leven
In de kantlijn van de tijd
In gedachten
Zitten wachten
Op de eeuwigheid.

En beneden ligt de kluwen
In een strijd op leven en dood
Zijn eigen ego op te duwen
Vechtend voor het bruinste bloot.

Aandacht trekken nek verrekken
In het nieuwe jachtseizoen
Je bewijzen overseizen
Want je moet er veel voor doen.

Om te scoren: borst naar voren
Adams grote egotrip
Modepose trucendozen
Langzaam kijken snelle wip.

Roodgeschroeide wentelteven
Glimmen zwetend in de zon
Met protectiefactor zeven
Son O Tal en Sal O Ton.

De relnicht en de winterschilder
De warme bakker van de hoek
De playboy en de bodybuilder
Onrust in de bandplooibroek.

En boven op de boulevard
Bij een kopje thee
Twee oude mensen bij elkaar
Denken alle twee:
Het is niet leuk om te vergrijzen
Maar dat zo hevig in de weer
Zo nodig moeten, je bewijzen
Hoeft goddank niet meer.

Waar de blanke top der duinen
Schittert in de zonnegloed
En de Noordzee vriend’lijk bruischend
Hollands smalle kust begroet:

Kleine tanga grote borsten
Moeder zoek en kind vermist
Frikadellen vette worsten
Hond die op een handdoek pist.

Oosterbuur in Unterhosen
Dáár is nog een meter vrij
Ligt met z’n vriendin te vozen:
Varkenskop met coupe soleil.

Surfer slaat op pier te pletter
Kleuterklas heeft hoge nood
Geef m’n schep terug vuile etter
Broertje drukt z’n zusje dood.

Zanger breekt met 8 ampère
Zingend uit z’n onderlijf
Schel door de geluidsbarrière
Met z’n nieuwe troetelschijf.

Lekgeslagen opblaasboten
Achterhoofd met bloedend gat
Weer een middag naar de kloten
Je bent jong dus wil je wat!

En boven op de boulevard
Zitten hand in hand
Twee oude mensen bij elkaar
Kijken naar het strand
In de schaduw van het leven
In de kantlijn van de tijd
Veel verloren
Maar gebleven
Is de tederheid